Wilfried: (Beeld 04:19) Wat je ziet, binnen de paarse contour, is het hele plangebied. Je ziet daar op de Noordkant de Rijn, die ligt ongeveer nu waar de Romeinse Rijn ook lag. De Romeinse Rijn was veel breder en had en wat meer slingerend karakter. Wat er altijd erbij zo een natuurlijke slingerende rivier hoort is de oeverwal, (een crevasse) het natuurlijke dijkje wat langs zo’n rivier ontstaat bij overstromingen. Er wordt dan wat zand en klei afgezet en in de loop der jaren ontstaat er dan zo’n natuurlijke rug, een hoogte, dat is dan het geel/groene gebied wat je hier ziet (05:05) en dat is het hoogste punt en blijft meestal overstromingsvrij. Wat wij nu inmiddels weten is dat aan die Zuidkant (05:14) in het Westelijke deel van het Westvaartpark ontwikkelingsgebied, daar een soort zijrivier, een doorbrakgeul een crevasse heeft gelopen inwaarts en die ging het hele moerasgebied in. Het gebied, dat moet je voorstellen, is een soort veenmoeras geweest in de Romeinse tijd en dat was sompig en drassig. Langs de border van het zijriviertje daar was het nog goed toeven, het was redelijk droog en zandig en kon daar boerderijtjes opbouwen.
Op een gegeven moment komen die Romeinen en na de Bataafse opstand van 70 na Christus dan beginnen zij dan waarschijnlijk, al niet te lang daarna, met het aanleggen van een weg. De weg van Nijmegen naar Katwijk, langs de Rijn, om snel hun troepen te kunnen verplaatsen. Langs die weg liggen dan ook de Castella zoals in Alphen aan den Rijn en Leiden Roomburg. Hier zitten wij ongeveer halverwege en wat blijk, dat er hier langs dat riviertje die afwaterde op de Rijn, er toch van alles gebeurd is. Op de eerst plaats moest die Romeinse weg er overheen dus zou er een brug geweest zijn. (32:28) Met stippellijn heb ik aangegeven waar wij dachten dat de Romeinse weg liep en met de doorgetrokken lijn zie je waar wij hem ook inmiddels hebben vastgesteld. Hier ergens gaat die geul richting de Rijn en daar hebben wij, in eerst instantie, aan de zuidkant onze opgravingen gehad. Daar zie je dus verschillende fases van die geul. Wat wij inmiddels al weten is dat de Romeinse weg die volgde, min of meer, dat gele gebied en die dook hier eigenlijk schuin naar beneden om ergens hier, niet te dicht bij de Rijn, maar op het smalste punt waarschijnlijk, die geul over te steken en dan is hij weer teruggebogen in deze richting (33:18).